A walk in the park

We zeuren al een hele tijd om meer avontuur. Modder happen op slechte wegen in Afrika, noodgedwongen buiten slapen met onze tenten en eten regelen ‘on the spot’. Na een aantal dagen vastgezeten te hebben in het grensgebied tussen Nigeria en Kameroen denken we daar nu net iets anders over.

Het begon allemaal een week geleden in Noord Nigeria. Na een pittige discussie in de groep over de planning voor de komende weken kwamen we tot de conclusie dat we in ieder geval snel naar Kameroen moesten gaan, en wel naar de havenstad Douala. Hier konden we dan informeren over het mogelijk verschepen van de auto en de motoren naar Oost-Afrika. Door het regenseizoen is de Centraal Afrikaanse Republiek namelijk erg moeilijk begaanbaar. Na een recent gesprek met de ambassadeur van de CAR kregen we te horen dat de laatste 110 kilometer onbegaanbaar is op dit moment, omdat enkele bruggen zijn weggeslagen door de regen. Aangezien deze weg onze enige mogelijkheid was om over land over te steken naar Oost Afrika, moesten we gaan kijken naar andere mogelijke opties. We kunnen alles op de boot zetten, via Angola reizen of gewoon de geplande route door de CAR vervolgen. Omdat we veel projecten in Oost Afrika hebben zitten, en we tijdgebrek hebben, leek het ons het beste idee om naar de haven te rijden, en hier te informeren naar de mogelijkheden. Dit geeft ons ook een paar extra dagen om informatie in te winnen en te overleggen met de Mission Control Commissie in Nederland.
Na deze discussie was iedereen redelijk tevreden en konden we weer gaan kijken naar de planning voor de komende dagen. De kaart gaf aan dat het veel sneller was om via Oost Nigeria naar beneden te rijden en dan om meteen door te steken naar Kameroen. De wegen in Nigeria zijn namelijk veel beter, en zo rijden we toch nog om de gevaarlijke provincies in de Nigerdelta heen. In twee dagen zouden we wel in Douala zijn via de Trans African Highway, op de kaart aangegeven als een indrukwekkende rode streep. Tot aan de grens ging alles op rolletjes en gingen we zelfs sneller dan de planning. De grens zelf kostte de nodige moeite omdat ons visum één dag was verlopen. Heel veel praten en een paar uur later, mochten we dan toch Nigeria uit.
Meteen na de douane veranderde de situatie echter drastisch. Zo was er geen asfalt meer te bekennen en waren alle auto’s om ons heen verhoogd en hadden vierwielaandrijving. De mensen die ons aanspraken wisten ons ook te vertellen dat de wegen erg slecht waren en met een blik op onze auto, dat ie wel erg weinig grondspeling had. Maar goed, hij had vierwielaandrijving, dus het zal wel moeten lukken. Aangezien ons al meer is verteld door de Afrikanen, namen we dit advies met een korreltje zout. Terug was ook geen optie. Na honderd meter rijden zaten we al in de jungle, en het begon ook te regenen.

Modderworstelen
Klik op de foto voor een vergroting

Na tien minuten stonden we voor onze eerste hindernis. Een gat van een meter diep dat schuin afliep, met twee diepe bandensporen erdoorheen die vol stonden met water. Van de tegenligger die erin vastzat, waren van een afstand alleen de vooruit en het dak te zien. Na deze er eerst uit gesleept te hebben, waren wij aan de beurt. Het zag er moeilijk uit, maar niet onmogelijk. Na een gevecht van een paar minuten en de nodige stuurmanskunsten van Robbert-Jan, kregen we de Pathfinder er dan ook doorheen. De bumper was op één plek los gaan zitten, maar dit was geen onherstelbare schade en de zijkant was helaas voorzien van de nodige krassen. De motoren konden er ‘gemakkelijk’ langsrijden.
Hierna ging alles van kwaad tot erger. Een uur voor het donker werd kwamen we opnieuw bij een grote hindernis, een spiegelgladde kleihelling, met bovenaan wederom een groot gat, waar zo’n halve meter modder in stond. We hadden nog geen tien kilometer afgelegd in de laatste uren en we moesten er nog vijfenzeventig. Dat ging dus deze dag niet meer lukken. Na veel ploeteren hebben we de auto erdoorheen gekregen, en twee van de drie motoren. Doenan reed met zijn XT de helling op en strandde toen in het diepe moddergat met een verbrande koppeling. Nu werd het snel donker. Er zat niets anders op dan te gaan slapen in de Jungle. Een kilometer verderop zat er een klein dorpje met dertig Afrikanen die daar in kleine hutjes woonden in het woud. We werden erg gastvrij ontvangen door het dorpshoofd, en uitgenodigd onze tentjes hier op te zetten, wat we ook hebben gedaan. Nadat we besloten hadden om de volgende dag door te rijden naar de volgende stad en daar hulp te halen in de vorm van een truck, om de motor op te zetten, was het tijd om te gaan eten. We toverden onze kampeerspullen tevoorschijn en onze bak met eten en onder het toeziend oog van het gehele dorp maakte onze eigen tovenaar Hans in de stromende regen een heerlijk maaltje klaar, terwijl de mensen zich verbaasden over alle spullen die we gebruikten.

Gezellig happie eten

Daarom heet het dus regenwoud

De volgende ochtend, tijdens het ontbijt, zagen we een volle legertruck voorbij rijden door de stromende regen. Meteen renden we erheen om te vragen of de motor met hen mee kon. En dit was mogelijk. Na snel het kamp opgeruimd te hebben, bonden we de motor op de vrachtauto en zo kon de karavaan weer verder. De weg werd helaas alleen maar slechter, en al gauw kwamen we weer vast te zitten. Gelukkig waren er altijd wel Afrikanen in de buurt om ons te helpen met graven.

Uiteindelijk kwamen we wederom vast te zitten, na ongeveer vijf kilometer, en hielden ook de twee andere motoren ermee op. Tussen de kettingen en de tandwielen waren er steentjes en klei gekomen, waardoor deze helemaal strak was komen te staan en het achterwiel compleet vast sloeg. Omdat werkelijk alles onder de modder zat en we geen stromend water bij de hand om hadden, was het een behoorlijk hopeloze situatie.

Moddersleutelen

Gelukkig was de legertruck wederom onze reddende engel. Hij zou al zijn spullen afgooien, in een dorp op een uur rijden afstand. Daarna zou hij terugkomen om de overige twee motoren mee te nemen, samen met Hans en Bogdan die daar zouden blijven wachten. Uudzuu, Robbert-Jan en ik reden in de Pathfinder verder, en Doenan op de legertruck. Helaas, werden de geplande twee uur, waarin we terug zouden komen, er tien. We kwamen weer een aantal keer vast te zitten, waarin éénmaal dertig man ons eruit hebben moeten trekken, en ook éénmaal de legertruck.

Pathfinder op zijn best

En nog meer modder

Uiteindelijk kwamen we in het dorpje aan toen het al donker was. Bo en Hans zaten nu vast in de jungle, in het donker, in de regen, zonder werkende satelliet telefoon en ze wisten niet waar we waren. Robbert-Jan en ik zijn met de Pathfinder naar een veilig dorpje gereden, en Uudzuu en Doenan gingen met de legertruck terug om de jongens op te halen. Ze kwamen om half elf ’s nachts aan. En drie uur later lagen ze pas in bed, nou ja bed… Een matje op de veranda van een huis ergens in een klein dorpje. De volgende dag hebben we de truck gecharterd om ons naar Kumba te brengen, een grote stad waar we dingen konden gaan regelen. Hier hebben we een andere vrachtauto geregeld die ons uiteindelijk naar Douala heeft gebracht. Twee van de drie motoren deden het ondertussen weer, nadat we de kettingen schoon hadden kunnen maken.

Na enkele dagen doorgebracht te hebben in de jungle ben ik veel meer respect gaan krijgen voor de mensen die er wonen. Deze mensen leven zonder elektriciteit en zonder stromend (schoon) water midden in de jungle. Hier verbouwen ze enkele gewassen en vangen ze dieren om te eten. Iedere dag is een gevecht om te overleven, en dit leveren ze zonder gezeur. Ze zijn erg vriendelijk en nooit te beroerd om een paar toeristen, die zo stom zijn om daar vast komen te zitten, te helpen. Zonder deze mensen hadden we ongetwijfeld nog steeds in het regenwoud gezeten. Als we van iemand in Afrika iets kunnen leren over duurzaamheid, dan is het wel van de bewoners van dit stukje regenwoud. Het lukt hen om in een perfect evenwicht met de omgeving te leven en te overleven. En als je deze mensen ziet lachen, wat ze constant doen, terwijl ze andermans (lees: onze) problemen zonder te zeuren oplossen, terwijl ze tot aan hun knieën in de modder staan, dan kun je alleen nog maar respect hebben.

Koude douche

Het is inmiddels 20 uur geleden dat wij Niger uit en Nigeria inrijden. Terwijl wij zuidwaarts trekken verandert het landschap om ons heen, de verzengend droge hitte van de Sahel wordt verruild met de drukkende warmte van de natte natuur die het oerwoud aankondigt.
Het vochtiger zuiden
De Nigeriaanse grens brengt ons lachende gezichten en een zeer warm welkom. De mensen, zowel beambten als verkopers zijn gigantisch vriendelijk, wie we ook tegenkomen er is altijd een vriendelijk woord, een “welkom in ons land” en “Fijne en veilige reis!”. Nigeria is het tegenovergestelde van mijn verwachtingen, verhalen over oplichting beroving en kidnapping schieten door mijn hoofd maar vallen niet te rijmen met de houding die de mensen om ons heen aannemen.

Vanaf de grens wordt het alleen maar beter, elk dorp dat we doorrijden stroomt uit en lachende gezichten juichen ons toe. Als wij na 150 km moeten tanken en besluiten onze eigen jerrycans aan te spreken zijn we de happening van het dorp. Binnen 30 seconden heeft zich een menigte van rond de 200 man (Alexander heeft ze geteld) om ons heen verzameld die aandachtig gade slaan hoe de benzine in de tanks van de motoren gutst. Een unieke ervaring.
Tanken is machtig interessant
De afgelopen dagen hebben ons door het armste land ter wereld**, Niger, gevoerd. Opvallend in Niger is dat de armoede lijkt mee te vallen. In de hoofdstad Niamey liggen de straten er goed bij, er bestaan stoepen, zijstraten van de hoofdstraten zijn vaak geasfalteerd en er staan een groot aantal statige grote moderne gebouwen.
Niamey
Dit zijn dingen waar wij inmiddels van opkijken wanneer we ze tegenkomen. In vergelijking met bijvoorbeeld Ouagadougou, Burkina Faso, straalt Niamey meer grandeur en trots uit. Het meest opvallende in deze stad is de promotie van duurzaamheid door de overheid. Door de hele stad staan grote reclame borden met leuzen als: “Stook zuinig, houdt je stad leefbaar.” en “Een klein vuurtje is genoeg voor een klein pannetje.”

Iets wat in Nederland vaak vergeten wordt is de prijs van energie, en dan bedoel ik de prijs uitgedrukt in de hoeveelheid werk die je er voor moet leveren. In Afrika is direct de link te zien tussen energie en prijs. Overal langs de weg wordt hout verkocht en gekocht. Voor het koken van één maaltijd is ongeveer een uur werk, hout zoeken/kopen vervoeren, nodig om genoeg energie te vergaren om te kunnen beginnen met koken. Kopje thee? Vijftien minuten. Gezien de energiedichtheid van hout moet dit elke dag gehaald worden, ook als je in de stad woont moet je elke dag hout gaan kopen. Alles bij elkaar bestaat ongeveer twintig procent van de besteedbare tijd in een dag uit het voorzien in de basis energiebehoefte. Ter vergelijking, een gemiddelde Nederlander werkt ongeveer zes uur per maand om zijn energierekening te kunnen betalen en zal nog drie minuten per maand nodig hebben voor het aansteken van het fornuis, elke dag drie keer. Dit terwijl het energiegebruik van de Nederlander honderdmaal hoger ligt, denk aan verwarming, warme douche, koelkast, magnetron, tv, computer,etc.

Na twee maanden koud douchen begint de verspilling van onze maatschappij langzaam door te dringen. Door de koude douche ga je automatisch minder lang douchen en bespaar je dus niet alleen warmte maar ook nog eens water. Zou iedereen in Nederland koud moeten gaan douchen? Onrealistisch denk ik maar in Niamey besef ik ook hoe makkelijk het soms is om energie te besparen. Als tip van vandaag wil ik dan ook mee geven: Realiseer wat je gebruikt en besef dat energie niet vanzelfsprekend is en dat alles energie kost.
Team op weg naar Niamey
Doenan
**Highest country on the Human Poverty Index, lowest on the Human Development index, highest illiteracy in the world, source: www.wikipedia.org.