On the road again

Vanuit Sierra Leone zijn we op vrijdag teruggevlogen naar Banjul. Omdat we natuurlijk niets wisten van een verplichting om 72 uur van te voren je ticket opnieuw te bevestigen, bleken we geen plaatsje in het vliegtuig te hebben. Gelukkig was daar dr. Hassan. Als enige dokter in het ziekenhuis van Lungi, liet hij zijn ziekenhuis voor wat het was en zorgde ervoor dat we na een paar uurtjes wachten toch in ons – uiteraard vertraagde – vliegtuig terug naar de Gambia zaten.

Omdat we al een week in Gambia gezeten hadden en iedereen wel genoeg sextoeristen, taxichauffeurs en vrouwen van lichte zeden gezien (dus niet bezocht) had, keken we uit naar maandagochtend, het moment waarop onze karavaan eindelijk weer in beweging gezet zou worden.

Coupe d’Afrique

Onze spullen hadden in de tussentijd op het opslagterrein van Ballast Nedam gelogeerd, waar we dankzij Erald een oud dispuutsgenoot van Hans terecht waren gekomen. Na zaterdag Hans z’n verjaardag nog even dunnetjes te hebben overgedaan op ‘the strip’ in Senegambia, besloten Hans en ik dat haar toch maar overbodige ballast is, en schoren we ons kaal. Daarna dronken we nog een wijntje met de ambassadeur van West Afrika en was het na een laatste broodje frikandel speciaal toch echt tijd om Senegal weer in te rijden.

Nederlands feestje

Hiervoor moesten we maandagochtend eerst de rivier de Gambia oversteken. Na bijna een maand Afrika vormde dit niet echt meer een probleem. Zo was onze karavaan opeens onderdeel van een rally naar Kaapstad en lagen we momenteel op de eerste positie. Nadat ze ons eerst vier keer weggestuurd hadden, en wij elk er officieel uitziend document hadden laten zien, stonden we uiteindelijk toch op de eerste boot, zij het met de achterkant van de Pathfinder uitstekend boven het water.

Op ‘t bootje

En hoewel Senegal eerst als een verademing werd gezien, vielen de ‘Tubab’ roepende kinderen nu toch een beetje in het niet vergeleken met het enthousiaste ‘O’puto’ van de kids in Sierra Leone. Ook een wegdek dat meer deed denken aan een Zwitserse gatenkaas dan aan asfalt zorgde ervoor dat we maar 150 kilometer aflegden. Ook de tweede dag, van Kaolack naar Tambacounda was meer gaten dan kaas. Gelukkig besloten we na Tambacounda nog een uurtje verder te ploeteren, maar hier was de weg in één keer als babybilletjes zo glad.

De trein is weer in beweging gezet

Doordat ons satellietinternet niet vlekkeloos werkt, worden er af en toe berichten gepost van een paar dagen daarvoor.

Grens taferelen

Na een overweldigende tocht door de Sahara, waar we zandduinen in allerlei kleuren, formaties en dynamiek hebben gezien, verandert het landschap in een soort tafereel van kleine struiken die als wegenborden aangeven dat de laatste stukken van de Sahara in aantocht zijn. De Sahara, een mysterieuze omgeving waar je door de hitte al snel beseft dat zonder water en brandstof het heel snel afgelopen kan zijn. Het is een eigenlijk een spel met de omgeving waarbij je telkens de natuur uitdaagt maar toch blij bent dat je een jerrycan achterop de brommer hebt liggen en dat je motor en de auto je enige garantie is dat je levend hierdoor komt. Heel uniek om mee te maken en een wonder van dit continent.

Het Senegalese landschap

Opeens beseffen we dat we nog maar enkele kilometers van de Senagalese grens verwijderd zijn als we de laatste politie checkpoint naderen. Als alle ckeckpoints, gaat het zonder problemen, omdat onze documenten in orde zijn. Toch worden we als alle goedgelovige toeristen door de politiebeambte wijsgemaakt dat de grens een ramp is, dat je van links en rechts benaderd wordt door de lokale mensen die je er ‘smooth’ doorheen zullen loodsen en dat het ons veel geld gaat kosten. Maar, deze politieman is wel degene die dit kan voorkomen voor een klein cadeautje. En ja, we trappen erin, want we zullen keihard op de feiten gedrukt worden dat wat hij zei het geval is, ook zonder zijn toedoen. Een wijze les uit Afrika en iets wat je moet ondervinden om deze maagdelijke onwetendheid kwijt te raken. Goedgezind rijden wij achter de politiebeambte aan richting Rosso, het grensstadje van Mauritanië met Senegal, waar het hele circus begint. Mensen zonder uniform claimen bij de douane te werken, officieren met uniformen snauwen je om je paspoort, onze vriend de politieman die ervandoor is met de carnets de passage en die wij later terugvinden in de handen van een Afrikaan met een vies T-shirtje. En natuurlijk de talloze sjacheraartjes die sigaretten, cola en diensten aanbieden, is de hectiek waar je na 3 minuten bij de grens in beland bent. Je raakt zo afgeleid in een bijenkorf van mensen dat je opeens beseft dat onze coördinatie ver te zoeken is. Maar het unieke aan dit geheel is, dat net zoals bij een echt bijenkorf er overal structuur in zit; de Afrikanen hebben een hecht netwerk waar iedereen elkaar kent en ze je net zolang met verhalen bekogelen totdat je gefrustreerd raakt waarom je je zaken niet zelf regelt en je laat bevangen door 1000 en 1 indrukken die je scherpte wegnemen. ‘This is Africa’ en hun manier om je gek te maken, want het is jammer dat je vaak het gevoel krijgt dat de Afrikanen je meestal zien als een wandelend zak van Sinterklaas. Maar boven wonder hadden we al onze documenten terug, waren we wat cadeautjes en veel geld (voor studenten begrippen) lichter, toen wij over de Senegal rivier richting de Senagalese grens voeren.

Maar als een goedgelovige Westerling, hadden we het toch niet helemaal begrepen en het zelfde circus begon weer, maar nu tien keer erger. De mensen waren van een ander land, maar hadden dezelfde trucjes, venijnigheid en Afrikaanse charme, als de Afrikanen van de andere kant van de rivier. Een hectiek wat te omvatten is als de Amerikaanse beurs op Wall Street ten tijde van het moment dat de dollar valt of een markt in het oude Arabië van 1000 en 1 nacht, op het moment dat Alibaba met zijn 40 kompanen door de markt raast op zoek naar buit. Paspoorten weg, carnets nergens te bekennen en Afrikanen die tekens weer hetzelfde ruitje willen schoonmaken, nadat je 10 minuten, ‘nee’, hebt gezegd. Groep uit elkaar, motoren onbewaakt, auto ergens in een steeg, c-o-m-p-l-e-t-e chaos. Stom dat we dit niet goed hadden voorbereid en gecoördineerd, maar dit was wel de wijze les die wij geleerd hebben om zelf het initiatief te nemen en ons niet gek te laten maken. Onze toeristische maagdelijkheid waren we nu zeker kwijt en reden bezweet, dorstig en hongerig het Senagalese landschap in.

Het viel meteen al op dat de facetten van de Sahara verdwenen waren; overal gras met grazende koeien, groene bomen en kleine dorpjes waar de mensen, zoals je ziet in tv documentaires, vriendelijke zwaaien en kinderen helemaal enthousiast en druk achter je aan rennen als je voorbijrijdt. Geen gesjacher, geen chaos, maar een heerlijke kalmte. Een wereld van verschil met de grensovergang. Het was nog maar een uurtje richting St. Louis, onze rusthaven voor 2 dagen en een mogelijkheid om tot rust te komen. St. Louis is een elegant stadje met oude koloniale gebouwen, waar als je doorheen loopt, je het gevoel hebt dat je door het oude Havana in Cuba aan het lopen bent. Het enige wat je mist zijn de oude auto’s en de teksten ‘revolucion’ op de muur. De mensen zijn wel even arm maar vriendelijk en hopen dat je ze ‘sponsort’ of van een van hun diensten gebruiken maakt. Al snel hadden we een goedkoop hosteltje te pakken en we mochten de motoren ook even naast ons bed zetten. Dit vonden wij leuk en zo hadden we ook de kans om deze apparaten beter te bekijken.
De wereld is eigenlijk best klein, want op het moment als je denkt dat je de enige toerist bent en helemaal geen blanken ziet is er wel een Afrikaan die Nederlands kan en je met alles en nog wat kan helpen. Aba, een Senegalees die wij bij de benzinepomp hadden ontmoet, herkende onze nummer platen en hielp ons met allerlei dingen in St. Louis, maar als elke goede Afrikaanse sjacheraar betaamt, had hij ook zijn charme om ons enthousiast te maken met hem mee te gaan naar onze eerste party op het Afrikaanse continent, volgens hem de coolste tent van St. Louis. Oververmoeid als we toch waren, gingen we op in de Afrikaanse mambo jambo muziek, waarbij de locals ons vreemd aankeken hoe wij nou zo houterig konden dansen. Cultuurverschillen merk je al, ook op de dansvloer.

St. Louis Style!!

Op naar Gambia…